Monthly Archives: November 2012

mn stalen (nederlandse) allesie

Volgens mij was het mijn vaders idee om een fiets mee te nemen naar Parijs. Of was ik het toch het mijne? In mijn dagdromen zag ik mezelf de hele stad doorkruisen op dat ding, vrij en mobiel en in control. Hier aangekomen bleek het fietsen heel wat minder ongecompliceerd te zijn, maar ik fietste en ik leefde.

En wat was ik er blij mee. Al was het maar omdat het naar de universiteit gaan zoveel sneller ging dan lopend en zoveel goedkoper was dan met het openbaar vervoer. Daar bij de uni, waar ik dagelijks ongeveer vijf andere fietsen geparkeerd zag, veroorzaakte ik veel oh-jij-bent-zo-Nederlands-glimlachjes.

Daarom is het zo zo zo irritant dat er gebeurde wat er gebeurde

Het was maandagochtend. Ik was er net achtergekomen dat ik me de volgende dag in zou moeten schrijven voor mijn vakken van volgend semester, terwijl ik nog geen idee had van hoe of wat. Gestrest als ik was, besloot ik mijn banden op te pompen in de rustieke binnentuin van onze studentenflat. Ja, een binnentuin. Met bomen en zo. Bomen die bijna kaal waren, omdat alle herfstbladeren inmiddels al op de grond waren beland.

Nu ben ik nooit zo’n ster geweest in banden oppompen. Ik vergeet altijd hoe het werkt en zodra ik heb uitgevonden wat ik moet doen, ben ik het alweer vergeten. Iedere keer is het een totaal nieuwe ervaring.

Maar goed. Ik draaide het ventiel los, klaar om een beetje lekker aan te klungelen, en legde het dopje op de grond.

Alleen toen, toen schoot ineens een ander onderdeel van het ventiel los, stuitte tegen een spaak en vloog weg. Waarheen kon ik niet zien; het ging te snel. Waar het dan lag kon ik ook niet zien; de hele tuin was bedekt met een dikke laag bladeren. Ik heb verschoven, gewroet, verplaatst, maar het ventiel was nergens te vinden. Mijn band was inmiddels leger dan leeg.

Omdat ik een Zelfstandige en Vindingrijke Meid ben, wist ik meteen een oplossing voor het missende ventiel: ik ging gewoon naar de Decatlon. Waarschijnlijk zouden ze die dingen niet los verkopen, maar als ik er om zou vragen, kreeg ik er vast eentje mee van de reparatieafdeling. Toch?
Bij de Decatlon deden ze echter niet aan losse ventielen; ik moest maar een nieuwe binnenband kopen. Die kon ik er zelf opzetten, of, voor een paar euro, er door een medewerker laten opzetten.

Vol goede moed nam ik de nieuwe binnenband mee naar huis, ook al had ik geen flauw idee hoe mijn oude binnenband er überhaupt af moest.
“Kan ik dit?” vroeg ik op Skype aan mijn vader.
“Neem je fiets maar mee naar de Decatlon,” antwoordde hij.

De volgende dag sleepte ik mijn fiets naar de Decatlon.
“Sorry, dit kan ik niet doen,” zei de jongen met een een schroevendraaier in zijn hand, “Wij maken geen Nederlandse fietsen. Die zijn te moeilijk.”

Hij zei dat richting Place d’Italie wel een kleine fietsenmaker moest zitten. Ik vroeg hem, nog net niet schuimbekkend/huilend naar de straatnaam. Die wist hij niet.
Ik ben met mijn fiets aan mijn hand richting Place d’Italie gelopen, maar ik vond niets dan bakkerijen. Als ik op de fiets was geweest, had ik ook meteen alle zijstraten kunnen zoeken, maar zonder fiets duurt dat een eeuwigheid. Ik heb me zelden zo ontmanteld gevoeld.

Mijn vader stuurt me een nieuw ventiel, per post.

21 Comments

Filed under de ongemakken des levens

dingen die leuk zijn aan wonen in parijs

1. Dat je tijdens de lunch kunt besluiten om dezelfde middag nog naar de Notre-Dame te gaan. Lopend.
2. Dat je meerdere malen (per dag) naar de Notre-Dame kunt gaan. In je eentje. Oké, in principe kun je altijd wel in je eentje naar de Notre-Dame, maar dat doe je toch niet zo snel. Gisteren heb ik de kathedraal eens goed bestudeerd. Wisten jullie dat er gezichtjes onder de ramen aan de zijkant van de kerk zitten? En die engelen op het dak waren me echt nog nooit opgevallen. En al die andere beelden, al die details… die waren me in gezelschap nog nooit opgevallen.
3. Het maakt niet uit dat er een megalange rij staat voor Musée d’Orsay. Je kunt namelijk een andere keer terugkomen.
4. Ja, eigenlijk vooral dat het heel vaak niet zoveel uitmaakt wat je doet. Als je twee dagen gaat, kan het zonde van je tijd zijn om ergens heen te gaan waar het niet zo leuk blijkt te zijn, maar als je er woont, is het gewoon weer een stukje gewonnen terrein.
5. En toch steeds weer nieuwe plekken ontdekken.
6. Je verblijft in dezelfde stad als de gebeenten van Oscar Wilde, en als je wilt, kun je zelfs bij hem op visite.
7. Die leuke uitklapwinkels (ben de naam kwijt, o o) waar ze tijdschriften verkopen. En als je in Parijs woont, spreek je meestal wel een soort van Frans, dus daar kun je je te buiten gaan aan goedkope tijdschriften.
8. Je hebt het gevoel alsof je in een heel belangrijke stad woont, omdat er continu films en parfumreclames worden opgenomen.
9. Dat je Patrick Wolf Paris kunt horen spelen in Paris. Er bestaat niets passenders dan dat.
10. Dat je langs al die bekende gebouwen loopt, drukke straten vol toeristen en je het gevoel hebt dat je in een cliché bent beland, maar dat maakt niet uit, want al is het een cliché, het wel echt.

26 Comments

Filed under studie in buitenland

on-saaie on-doden

Een paar maanden geleden moest ik vluchten voor zombies. Ik zocht in een verlaten ziekenhuis naar medicijnen, rende over een desolaat landschap met een achtergebleven kind in mijn armen en leidde en passant ook nog eens wat hersenvreters af als ze te dicht bij het kamp van de levenden kwamen.

Met andere woorden: ik gebruikte de app Zombies, Run!, waardoor ik tijdens het hardlopen lekker naar een verhaaltje kon luisteren en af en toe een sprintje moest trekken omdat de zombies me op de hielen zaten (je snelheid wordt bijgehouden met de GPS, en als je voor een stoplicht moest wachten werd je dus gewoon opgegeten). Ik vond het megaspannend, maar niet erg praktisch. Omdat ik van het verhaal in de war raakte (moest ik nou sneller als hij sneller zegt of maakt het niet uit?) waren mijn prestaties een stuk slechter, en bovendien duurde één missie te kort en twee missies te lang, wat ook irritant was. Daarom ben ik na een paar keer toch gestopt. Hoewel ik het leuk vond, vond ik het zonder leuker.

Het kwam eigenlijk doordat Dionne (die overigens veel fanatieker was in dat hele zombiegedoe dan ik) in deze post zei dat ze ‘gewoon’ hardlopen zo saai vond. Aha! Dacht ik toen. Misschien is dat het: dat ik ‘gewoon’ hardlopen gewoon niet saai genoeg vond. (Met mijn eigen gedachten vermaak ik me normaal gesproken voldoende, dank u zeer).

Nou ja, in Nederland vond ik hardlopen niet saai genoeg. Daar kon ik lekker gaan waar ik heen wilde, maakte weinig uit. Dat is hier wel anders: alleen op zondagochtend is rennen door de stad een beetje te doen (het liefst rondom Île de la Cité. Omdat het kán. En omdat er dan geen enkele toerist bij de Notre-Dame te zien is), maar doordeweeks is het in een straal van 10 KM rondom mijn huis een drukte van jewelste. Daarom ren ik altijd maar in Jardin des plantes. Een mooi park, maar niet zo groot, dus ik moet een aantal keer hetzelfde parcours lopen.  En dat is wel saai. Een rondje van een uur en niets zien rennen verveelt niet, omdat ik weet dat ik van A naar B ga, maar tegenwoordig overvalt de hardloopmoeheid me al bij mijn eerste stappen in de Jardin.

Maar dat wordt vanaf vandaag anders: ik laat me gewoon weer achtervolgen door zombies. Ik laat een of andere ‘Sam’ tegen me zeggen dat ik het zo goed doe, dat ik heel goed op moet letten want de ze komen vanuit het oosten, en oh, ik moet een knuppel zoeken, en en passant ook nog eens zorgen dat ik niet opgegeten word. Hoe on-saai kan het zijn?

31 Comments

Filed under hardloopavonturen, tips en tricks

ik ben van mijn stoel geduwd

Volgens mij is Bastille een beetje het pauperuitgaansgebied van Parijs, want de mensen die er rondlopen, zijn allesbehalve chic. Niet dat het ons wat uitmaakte; wij waren al lang blij dat we een bar hadden gevonden waar ze herkenbare muziek (lees: Jay-Z en J-Lo) draaiden. Het was er alleen wel bizar druk, van A naar B lopen, was nauwelijks mogelijk. Ik ging op een barkruk zitten, meer uit ruimtetechnische dan uit energieoverwegingen. Aan de overkant stonden diverse mensen op tafels te dansen en supervals mee te zingen met de muziek.
Na vijf minuten kwam er een jongen naar me toe.
“Je zit op mijn stoel,” zei hij.
Dat vond ik een beetje raar, een stoel claimen op zo’n drukke plek, zeker als je die stoel dan ook niet in de gaten laat houden. Daarom zei ik hem dat het niet zijn stoel was en dat ik er al vet lang zat.
Daarna zei hij weer iets. “Perfectement” dacht ik in de eerste instantie, en ik zei dus maar “Oui.”
Hij zei het nog een keer. Ik zei weer “oui”.
Toen keek hij een beetje boos en ging weer weg. Oh wacht, dacht ik toen, hij vroeg “Tu t’apelle comment”.
Even later kwam hij weer terug en vroeg of ik met hem wilde dansen. Ik zei nee. Hij vroeg of ik verlegen was. Ik zei nee. Toen ging hij weer weg. Even was alles goed. We dronken bier, dansten semi (met elkaar, niet met jongens) en keken vooral naar de mensen op de tafels.

Toen was-ie er weer. “Ik wil mijn stoel terug,” zei hij, en hij klonk echt boos.
Eerst deed ik maar alsof ik hem niet begreep, deels omdat ik dacht dat ik hem misschien écht verkeerd begreep, deels omdat ik was bedenktijd nodig had: de mensen aan de andere kant van de tafel leken zijn vrienden ze zijn. Was het in dat geval wel redelijk dat hij daar mocht zitten?
Hij herhaalde het en begon me toen te duwen.
Hij. Begon. Me. Van. Mijn. Kruk. Te. Duwen.
Niet hard. Het was niet zo alsof ik bijna viel, maar ik vond het hoogst vervelend. Daarom zei ik maar geïrriteerd dat het zijn stoel niet was, en even we voerden een wellis-nietes-discussie, terwijl hij bleef duwen.

Uiteindelijk heb ik maar toegegeven, en ben met mijn vriendinnen ergens waar meer ruimte was gaan staan. Daar was een man die een fles Jack Daniels had besteld. Nadat hij steeds wilde dat we een slokje namen, zijn we maar weggegaan. Ik dacht er nog over om die jongen in het voorbijgaan van zijn stoel te duwen, maar ik durfde het niet.

28 Comments

Filed under op stap, rare wereld

omdat ik het niet laten kon

Van tevoren had ik me heilig voorgenomen om er niet over te gaan bloggen. Niet weer.
Maar daarna dacht ik: Lisa, wie hou je nou voor de gek?

(Daarbij ging mijn vorige blog over dromen, en als er iets oninteressant is, zijn het andermans dromen. Dus dit kan er nog wel weer bij)

Voor de gelegenheid heb ik al mijn oude blogs over dit onderwerp herlezen. Ik moest concluderen dat ik er weinig aan toe kon voegen – althans, niet zonder mezelf belachelijk te maken. Want hoe vaak kan ik nog zeggen hoe mooi het was, hoe goed, hoe gelukzalig ik heb zitten glimlachen en hoe geïnspireerd ik me nu voel? Hoeveel ruimte geven jullie me nog voordat het pathetisch wordt?

En het ergste is – misschien ben ik die grens al lang voorbij. Voor niet-gelijkgestemden.

(Om eerlijk te zijn had ik toen ik de eerste blog schreef gehoopt om eendrachtige zielen naar me toe te trekken via Google, maar met deze zoekmachine heb ik in bijna twee jaar tijd slechts één bezoeker mogen ontvangen die iets over hem wilde lezen. De zoekterm was ‘patrick wolf emanciated’. Juist.)

Maar jongens. Hij was goed. Zo goed en fascinerend en beminnelijk, vergeet dat laatste niet. Omdat het zijn ‘akoestische’ (ik zag anders veel draadjes hoor) tour is, konden we plaatsnemen op een bescheiden tribune, of vooraan op de grond, op witte IKEA-kussens. Mijn benen zijn nog steeds niet blij dat ik voor het laatste gekozen heb, want godohgod wat was er weinig ruimte.

En ik voelde me intens tevreden. Toen hij de eerste noot aansloeg. Toen hij  dat ontzettend belangrijke liedje dat hij bijna nooit speelt speelde. Toen hij er een voor mij onbekend instrument bij pakte maar ik toch meteen wist dat het Theseus was.
En dat wil ik graag delen, met iedereen, omdat ik nu eenmaal niemand ken die ik hier eindeloos mee kan vervelen. Maar zoals ik al eerder zei: wanneer wordt het pathetisch? Of zeg ik: kanmelekkernietboeiuhhetistochmijnblog? Welke filosofie zal ik handhaven, Het Moet Wel Leuk Blijven of Laten We Nou Semi-Professioneel Blijven?

Toch maar een liedje, omdat ik het niet kan laten.

(Wat ik overigens ook niet kon laten, was na afloop wachten om in de rij te staan om hem even snel te bedanken en een foto te nemen. Ik zie eruit als een crazy gestoorde fangirl gone wild en Patrick alsof hij longontsteking wil krijgen, maar dat mag de pret niet drukken)

(Jezus iedere keer als ik die foto zie schrik ik zie er echt zo eng uit)

(Maar aan de andere kant, hij is in het echt drie meter en dat klopt ook niet, dus deze foto is sowieso niet zo waarheidsgetrouw)

 

15 Comments

Filed under metablog, muziek