Category Archives: op stap

groetjes van jullie persoonlijke plekjesontdekker

Ik weet wel wat jullie dachten toen jullie hoorden dat ik vijf maanden naar Parijs zou gaan. Jullie dachten: die Lisa! Die wordt een echte Parisienne! En die gaat dan allemaal speciale plekjes in Parijs ontdekken waar alleen maar locals komen, en die gaat ze vervolgens op haar blog delen!
Nou lieve lezers, dat zou ik inderdaad doen, als ik zo’n type was geweest dat ‘plekjes ondekt’. Ik ben erg jaloers op mensen die dat kunnen – zelf ben ik zo dusdanig gezegend met drempelvrees en slechte smaak dat ik het liefst alleen naar binnen ga bij dingen die er zo stom en simpel, het liefst wat pauper, mogelijk uitzien (nog liever zou ik alleen naar de McDonalds en Starbucks gaan, maar ik beheerst me).
En nu hoor ik jullie denken: dus je hebt in vijf maanden tijd niets ontdekt? Is dat mogelijk? Nou, okee, ik zal jullie geruststellen: ik heb toch wel een aantal dingen gevonden. Die ik wel zal delen, in de loop van de tijd, of jullie dat nu willen of niet. Om te beginnen met mijn Favoriete Restaurant Ooit: Restaurant de l’Industrie.

Ik heb hier vier keer gegeten en ik bestelde vier keer dezelfde salade. Dat was niet zozeer omdat deze zo lekker was (al is hij heerlijk, met zo veel verschillende groenten, bloemkool ui bietjes alles), maar omdat het de enige vegetarische maaltijd is naast spaghetti gorgonzola, en ik dat niet hoef. Het eten is erg goedkoop voor Franse prijzen, mijn salade kost volgens mij maar 8 euro (de rest is iets duurder). Een ander voordeel van het restaurant is dat het SUPERGROOT is. Dat vind ik fijn, want in de meeste Franse restaurants kruipt de kou zo door de ramen, en achterin heb je er weinig last van. Oh, en het ziet er leuk uit (ik heb twee keer onder een krokodillenhuid gegeten) (oké als vegetariër zou ik dit niet leuk moeten vinden). Het grootste nadeel is dat ze de crème karamel (mijn favoriete toetje ooit, voor maar drie euro!) van de kaart hebben gehaald, en dat de serveersters vaak te druk zijn om op te letten. Maar dat vergeet je wel als je maar een briefje van twintig pp moet betalen voor een maaltijd met toetje en koffie.
Het restaurant ligt in een wat stil en doods straatje van La Bastille, maar de straat uit en je wordt overspoeld door mensen. Ik heb al eerder gezegd dat Bastille een beetje een pauperuitgaansgebied is (wat mij overigens niet in dank werd afgenomen door een vriendin die daar wekelijks komt), maar pauper kan wel gezellig zijn, want ik heb er een keer na het Happy Hour een kamasutracocktail (het was bij Indian Palace, oké) gekregen voor de Happy Hour-prijs. In ieder geval, het is hier. (Wel opletten, want er zit ook twee keer Café l’Industrie in deze straat, en je moet dus het restaurant hebben, als je wilt eten tenminste). Geen dank.

23 Comments

Filed under op stap

i’m a wild and an untamed thing

Sommige mensen beweren dat The Rocky Horror Picture Show alleen maar leuk is tijdens participation nights, wanneer er acteurs voor het witte doek meespelen en de film becommentariëren en het publiek met dingen mag gooien. Dat vind ik altijd een beetje beledigend: ik vind het namelijk écht een leuke film!

Voor wie geen idee heeft waar ik het over heb: RHPS is een film uit 1975 en gaat over een jong, braaf stel dat autopech krijgt in een bos. Ze kloppen aan bij een soort Frankensteinkasteel dat geregeerd wordt door een travestiet van de planeet Transylvania. Deze travestiet, tevens wetenschapper, heeft zijn eigen Frankensteinmonster gemaakt. Deze ziet er zo uit:

Eh ja. De film is een parodie op slechte horror- en sciencefictionfilms, vandaar. In de eerste instantie was het geen succes, maar later is het uitgegroeid tot cultfenomeen waarbij bezoekers gillen en water over elkaar heen gooien. Hoe dit zou geëvolueerd is, weet ik niet: ik heb wel eens gelezen dat het kwam omdat de film zo saai was dat het wel moest, maar dat kan ik me dus niet voorstellen. Hij heeft zulke leuke liedjes! Goede kostuums! Grappige grapjes!

Desondanks vond ik het broodnodig om de show eens ‘in het echt’ te zien: en aangezien deze film al jaren (decennia?) twee keer per week in Parijs wordt uitgevoerd, werd het vorige zaterdag eens tijd. Ik had geen idee wat ik moest verwachten: ‘participeren’ klinkt allemaal redelijk vaag, hè? Dingen roepen, met water en rijst gooien, oké?
Het bleek redelijk simpel: bij de twee bruiloften in de film vloog de rijst de lucht in, tijdens de regenscène werden we natter dan bij menig regenbui op straat. Verder riepen we melodieus “ass-hole” wanneer Brad zichzelf voorstelde, en vernietigend “SLUT!!!!” als Janets naam klonk. Soms dansten we. Het meeste werk werd echter gedaan door de acteurs zelf, die zoveel commentaar gaven dat er van de film weinig te horen was. De grapjes die ze maakten snapte ik eigenlijk zelden, omdat het in razendsnel Frans was, maar volgens mij ging het heel vaak over fallussen. De film had nog meer niveau. Echt!

En toch vond ik het leuk. Omdat het ‘mijn’ Rocky Horror was en ik alleen maar breed kon lachen toen ik mensen verkleed als mijn favoriete personages zag. En deze vrijdag ga ik weer, omdat Babet hier is en ik het haar niet kan onthouden (zelfs al spreekt ze geen woord Frans, ZOVEEL houden wij nou van RHPS). Ik moet wel nog even de Time Warp oefenen – dat ging vorige keer nog niet al te vloeiend…

10 Comments

Filed under film en teevee, op stap

ik ben van mijn stoel geduwd

Volgens mij is Bastille een beetje het pauperuitgaansgebied van Parijs, want de mensen die er rondlopen, zijn allesbehalve chic. Niet dat het ons wat uitmaakte; wij waren al lang blij dat we een bar hadden gevonden waar ze herkenbare muziek (lees: Jay-Z en J-Lo) draaiden. Het was er alleen wel bizar druk, van A naar B lopen, was nauwelijks mogelijk. Ik ging op een barkruk zitten, meer uit ruimtetechnische dan uit energieoverwegingen. Aan de overkant stonden diverse mensen op tafels te dansen en supervals mee te zingen met de muziek.
Na vijf minuten kwam er een jongen naar me toe.
“Je zit op mijn stoel,” zei hij.
Dat vond ik een beetje raar, een stoel claimen op zo’n drukke plek, zeker als je die stoel dan ook niet in de gaten laat houden. Daarom zei ik hem dat het niet zijn stoel was en dat ik er al vet lang zat.
Daarna zei hij weer iets. “Perfectement” dacht ik in de eerste instantie, en ik zei dus maar “Oui.”
Hij zei het nog een keer. Ik zei weer “oui”.
Toen keek hij een beetje boos en ging weer weg. Oh wacht, dacht ik toen, hij vroeg “Tu t’apelle comment”.
Even later kwam hij weer terug en vroeg of ik met hem wilde dansen. Ik zei nee. Hij vroeg of ik verlegen was. Ik zei nee. Toen ging hij weer weg. Even was alles goed. We dronken bier, dansten semi (met elkaar, niet met jongens) en keken vooral naar de mensen op de tafels.

Toen was-ie er weer. “Ik wil mijn stoel terug,” zei hij, en hij klonk echt boos.
Eerst deed ik maar alsof ik hem niet begreep, deels omdat ik dacht dat ik hem misschien écht verkeerd begreep, deels omdat ik was bedenktijd nodig had: de mensen aan de andere kant van de tafel leken zijn vrienden ze zijn. Was het in dat geval wel redelijk dat hij daar mocht zitten?
Hij herhaalde het en begon me toen te duwen.
Hij. Begon. Me. Van. Mijn. Kruk. Te. Duwen.
Niet hard. Het was niet zo alsof ik bijna viel, maar ik vond het hoogst vervelend. Daarom zei ik maar geïrriteerd dat het zijn stoel niet was, en even we voerden een wellis-nietes-discussie, terwijl hij bleef duwen.

Uiteindelijk heb ik maar toegegeven, en ben met mijn vriendinnen ergens waar meer ruimte was gaan staan. Daar was een man die een fles Jack Daniels had besteld. Nadat hij steeds wilde dat we een slokje namen, zijn we maar weggegaan. Ik dacht er nog over om die jongen in het voorbijgaan van zijn stoel te duwen, maar ik durfde het niet.

28 Comments

Filed under op stap, rare wereld

stinkwinkel

Dit weekend waren mijn ouders, mijn zusje en haar beste vriendin op bezoek in Parijs. En zeg je ‘mijn zusje en haar beste vriendin’, dan zeg je… winkelen. Die twee hadden zich ontzettend verheugd op een bezoekje aan de Amerikaanse keten Abercrombie  & Fitch, en omdat mijn ouders en ik ook de kwaadste niet zijn, stonden we op een zonnige maar ijskoude zaterdagochtend op de Champs-Élysées.

Al voordat we in de tuin van de winkel (ja, een tuin, op de Champs-Élysées) waren, hoorden we allerlei getoeter en gefluit. Een demonstratie, dacht ik geïrriteerd, maar toen had ik nog niet door dat de demonstratie ín de betreffende tuin plaatsvond. Bij het betreden werden we zowel begroet door stoïcijns lachende jongens en meisjes in blauwe A&F-shirtjes als door mensen met oranje hesjes die folders uitdeelden.

Dat was al zo’n Ding. Een paar seconden later volgde Ding Twee: in de deuropening van de winkel stond een jongen van een jaar of zeventien, die me qua gezicht herinnerde aan Justin Bieber, maar qua lichaam niet: zijn buik was namelijk enorm gespierd en zo perfect getoned dat het gewoon eng was. Sowieso al heel raar dat je zo’n jongen halfnaakt (hij had gelukkig wel een openhangend vest aan!) buiten in deze kou laat staan, maar goed.

De winkel was ontzettend groot maar veel zag ik niet, want afgezien de spotlights die op de kleding stonden gericht, waren er weinig lampen. Oh, en het stonk als een gek. Niet dat de parfumlucht die in de winkel hing op zichzelf zo vies was, maar hij was zo penetrant dat mijn hoofd ervan tolde.

Benieuwd of de demonstranten hier iets over te zeggen hadden, las ik het formulier:

De rest van het bezoek  heb ik demonstratief met het blaadje voor mijn neus staan wapperen.

Oh en nog een Ding: het personeel dat niets te doen had, moest dansen. Dansen ja. Seriously. Iedereen die ik niet zag vouwen, zag ik dansen. Het was echt debiel. Mijn zusje en haar vriendin vonden het een ideale manier om geld te verdienen. En het rook er zo lekker. En: als je het hier zo rot vind, ga je toch ergens anders werken?
De kleren die ze kochten, stond ze enig.

Toen ik aankooptasloos de winkel uitliep, werd ik door de demonstranten bedankt voor mijn solidariteit. Ik voelde mij bijna schuldig: want hé, ik zou best iets gekocht hebben als ik iets leuks en betaalbaars had gezien. Maar helaas verkocht de winkel niets dat aan deze criteria voldeed, en daarbij leek het net alsof er maar zeven kledingstukken in het assortiment zaten, want ik zag alleen maar dezelfde dingen.

Toen we de tuin uitliepen, stond er een gigantische wachtrij.

21 Comments

Filed under kleding en zo, op stap

deze fietstocht was behoorlijk bar

Vorige zaterdag verveelde ik me te pletter. Na een week ziek te zijn geweest was ik eindelijk uitgerust en topfit, maar geen van mijn uitwisselingsvrienden had tijd voor me en ik had ook geen zin om in mijn eentje doelloos toeristisch te doen. Tot aan het einde van de middag, toen ik uit wanhoop der verveling maar een stukje ging fietsen. Eenmaal dwalend door de stad besloot ik dat ik best wel even naar de Eiffeltoren kon rijden. Langs de Seine, en weer terug. Kon ik ook niet verdwalen.

Zo bedacht, zo gedaan. En oh boy, WAT EEN RAMP, WAT EEN RAMP. Parijs heeft naast de bijnaam ‘lichtstad’ ook de bijnaam ‘autostad’; op zo’n beetje iedere vierkante meter rijdt er wel eentje. (Daarom zijn alle uitwisselingsstudenten allemaal zo snotterig, ze zijn niet gewend aan al die uitlaatgassen.) De gemeente heeft hier de laatste jaren verandering in proberen te brengen door het fietsen eindeloos te propaganderen en door overal fietspaden aan te leggen. Dit laatste is niet overal even goed gelukt; die magere strookjes die eerst een stuk autoweg waren zijn al eng genoeg, maar soms houden ze ook nog eens zomaar op. Of je dan door moet rijden of over het voetgangerspad moet (wat ik meestal deed), is onduidelijk. Soms moest je ook een heel stuk een andere kant op omdat er dan ineens ergens een ‘echt’ fietspad was en nou, die afslag heb ik vaker wel dan niet gemist. Crosste ik daar als een of andere Roekeloze Robijntje over iets dat voelde als de Duitse Autobähn. (Oké, toegeven: ik ben echt een verkeersloser. Lopend oversteken is voor mij al eng genoeg. Kun je nagaan.)

Om de fietstocht een beetje te overleven, had ik twee vuistregels voor mezelf bedacht:
1) Bij twijfel ben ik een voetganger
2) Als een fietser me inhaalt, race ik er keihard achteraan en blijf zo dicht mogelijk bij dat persoon zodat die alle verkeersbeslissingen voor me kan maken

Tot de Notre-Dame viel het trouwens nog wel mee, het was daar niet megadruk en er waren genoeg duidelijke fietspaden. Eenmaal vlakbij de kerk besloot ik dit heroïsche moment vast te leggen en besloot hetzelfde te doen als ik onder de Eiffeltoren stond.

Ik weet het, de Notre-Dame staat er mooi op. Dat krijg je als je én jezelf én je fiets én een bezieningswaardigheid probeert te fotograferen. Normaal gesproken zou ik ‘m overdoen, maar foto’s van jezelf maken is in het openbaar nu eenmaal een beetje awkward.

 

Na de Notre-Dame werd het minder leuk. Ik had onderschat hoe groot Parijs is en hoe fucking veel bruggen (lees: kruispunten) je langs moet voordat je aan de andere kant bent. Het was ook duidelijk dat ze at this very moment nog bezig waren met het aanleggen van fietsstroken, want iedere vijftig meter was de weg opengebroken, waardoor het stukje dat overbleef nog fijn enger werd.

Tot de Eiffeltoren heb ik het niet gered; toen ik dat ding in het vizier kreeg ben ik meteen omgekeerd. Ik had het inmiddels zo gehad met deze hele onderneming dat ik dacht: laat die foto maar zitten. Maar een ander deel van mij had al besloten deze blog te schrijven, dus toen heb ik er toch maar eentje twee gemaakt.

Ja, de toren komt nog beter uit de verf dan de Notre-Dame op die andere foto. En ja, ik voelde me net zo ongelukkig als ik er uitzie.

 

Daarna heb ik geprobeerd om de engheid van het verkeer vast te leggen maar ik ben duidelijk geen getalenteerd fotograaf.

 

Ironisch genoeg is de enige botsing die ik heb gehad met een fietser, toen ik na mijn foto- en adempauze weer de weg op wilde. De schade leek onbestaand; ze kon direct doorracen, en ik ging er meteen achteraan. Lang duurde dit fietsbandkleven echter niet, want ze ging zo achterlijk snel dat ik moest opgeven en nog zieliger dan dat ik al was, achterbleef.

Toen ik niet meer zo hard fietste, merkte ik dat mijn voorwiel scheef stond. En als ik scherpe bochten maakte, remde ik automatisch. Maar ik ging dapper door – aangezien ik al anderhalf uur onderweg was, wilde ik er niet aan denken hoe lang het nog zou duren als ik verder moest lopen.

Na nog een half uur angstig achter andere mensen aanfietsen, stoppen voor het voetgangerszebrapad en vooral voorzichtig de bocht omgaan, was ik er bijna thuis. En toen zat mijn trapper ineens vast in mijn remkabel. Kon ik alsnog gaan lopen. Maar goed, ben ik even dankbaar dat het 50 meter voor mijn huis gebeurde.

Als deze foto één ding laat zien, is het niet hoe kapot mijn fiets wel niet is, maar hoe lang ik over de tocht heb gedaan. Want toen had ik mijn trapper inmiddels al bevrijd ja.

 

Dankbaar ben ik ook voor het feit dat ik mijn saaie zaterdag flink wat opgepimpt had.

32 Comments

Filed under fotopost, op stap, studie in buitenland