Tag Archives: goededoelenwervers

de zoveelste wannabe-uitzondering

Ik heb het al eerder geschreven: nooit loop ik over Amsterdam Centraal Station zonder me er bewust van te zijn dat ik over een jachtterrein loop. Al voordat ik de open vlakte betreden heb, scan ik de omgeving af naar jongeren in felgekleurde jasjes en met klemborden of tablets in de hand. Ik haal diep adem en dwing mezelf door te blijven lopen, wat er ook gebeurt. Ik versnel mijn pas, kijk geveinsd chagrijnig en verschuil me achter toeristen. Ja, goededoelenwervers ontwijken is een belangrijk onderdeel in mijn dagelijks leven.

Eigenlijk best raar, nu ik erover nadenk. Raar dat ik het zo belangrijk maak, dat ik er zo veel aandacht aan besteed. Dat het me zo veel moeite kost om niet, zoals vroeger, te verzanden in lange ‘gesprekken’ waarbij ik voornamelijk zwijgend naar de grond staarde omdat ik bang was voor wat er zou gebeuren als ik ze aan zou kijken. Uiteindelijk wist ik er toch uit te persen dat ik toch geen donateur werd omdat ik niet geloofde dat mijn geld op de juiste plek terecht zou komen. En schuldig dat ik me dan voelde!

En het fascinerendste is dat dit al ZO vaak is gebeurd. Hoe vaak ben ik inmiddels wel niet aangesproken door een vlotte jongere die geld wilde zien voor iets waar ik wel achter sta, maar dankzij dezelfde vlotte jongere nu eenmaal wantrouw? Toch voelt iedere keer weer vers, iedere keer moet ik mijn best doen om er niet in mee te gaan. Ze worden ook steeds gehaaider, lijkt wel. Steeds vaker spreken ze je niet aan met “Mag ik iets vragen?” maar met “Hoi, ik ben Daniel/Sarah/Omar”, en geven ze je een hand, waardoor je totaal van je apropos raakt en het idee krijgt dat het onbeleefd is om verder te lopen. Alsof je bent aangesproken door een onschuldige voorbijganger, en niet door een sluwe jachthond. (Het is echt een wonder dat ik maar één keer ben gezwicht.)

Voor de goededoelenwervers zelf lijkt het me het vreemdst, iedere keer weer proberen om iemand het gevoel te geven dat je de eerste bent die vraagt om een maandelijkse donatie.Terwijl diegene waarschijnlijk al zoveel malen jouw collega’s – of misschien jouzelf wel – heeft afgewezen. En toch blijven proberen om diegene een uitzondering te laten maken. Een vriendin die dit werk ook gedaan heeft, vertelde dat goededoelenwervers hierop worden getraind. Dat je als goededoelenwerver altijd moet zeggen “Mevrouw, ik weet dat u haast heeft en normaal nooit stopt voor dit soort dingen, maar dit is heel belangrijk!”

Dit weekend heb ik een nieuwe strategie bedacht om goededoelenwervers te ontlopen. In plaats van het doorzichtige “Geen tijd” (niet erg overtuigend als je een beetje doelloos loopt te sloffen) zeg ik: “Sorry, ik heb hier nu echt geen zin in.”
Hiermee zeg je eigenlijk: Hoi, ik weet dat je ook maar gewoon je werk doet, maar wij staan hier allebei boven, en we gaan dit toneelstukje niet opvoeren oké doei.
En eigenlijk zeg je ook: Ja, normaal stop ik wel voor dit soort dingen, maar dit is echt een uitzondering, dat moet jij begrijpen.
We pakken ze terug met hun eigen wapens.

29 Comments

Filed under de ongemakken des levens

de mislukte zieltjeswinners, of: dat ik kennelijk toch niet het centrum van het universum ben

Weet je wat ik het stomst vind aan wonen in Amsterdam-Noord? Dat is niet dat wij door water worden gescheiden van de rest van de stad. Dat is best lachen, vooral omdat je dan met de pont mag. Het is ook niet dat ik ‘s avonds niet alleen naar huis durf te fietsen, want de nachtbus gaat hartstikke vaak en is nog lekker warm ook. Het stomst (of beter gezegd: wat ik wel vervelend vind, ik vermaak me verder prima in Noord Gestoord) is dat als je, wanneer je met het ov naar een ander deel van Amsterdam gaat, Centraal Station niet kunt vermijden. Nu weet ik niet of jullie een beetje bekend zijn met Centraal Station, maar het is best groot. En als ik uit mijn bus stap en naar de trams aan de andere kant loop, of andersom, nou, dan moet ik dus over een hele grote open vlakte.

Als kind zat ik op fysiotherapie omdat mijn motoriek niet zo je van het was. Een van mijn ‘problemen’ was dat ik nooit durfde te rennen in de gymzaal. Dit komt me tegenwoordig totaal bizar voor: hoe kun je nou niet durven rennen op een open vlakte? Ik heb niets tegen open vlaktes. Behalve dan die voor Centraal Station. Want dat is een jachtterrein.

Het jachtterrein van de goeden doelen-wervers, welteverstaan. Want daar zijn er veel, en vaak van meerdere organisaties tegelijk ook. Iedere keer als ik naar de tram loop, begin ik direct te scannen op mensen met felgekleurde jasjes en klemborden, om daar met een zo’n groot mogelijke boog omheen te lopen. En dan doorlopen hè, zo stuurs mogelijk voor me uitkijken en uitstralen dat ik haast heb.

Dat heeft nooit zoveel zin. Ik zie er kennelijk uit alsof ik heel lief  (ja oké dat ben ik ook) en ook nog eens makkelijk over te halen ben (… oké dat ben ik ook), want ze moeten mij altijd hebben. Ze komen desnoods vanaf de andere kant van het plein aanlopen, speciaal om met mij te praten. Ik ben niet egocentrisch en ik maak ook geen grapje. Ze lopen hele mensenmassa’s voorbij om mij te bereiken. Ik wou dat dit zo ging met alles in mijn leven. Gelukkig leer je om te gaan met die niche- populariteit, ik mompel altijd “Neegeentijd” en sta geen seconde stil (oké, behalve die ene keer dan).

Daarom viel het me een beetje tegen hoeveel aandacht ik de afgelopen week kreeg van de lokale politiek. Oké, ik heb twee sponzen van de SP gekregen, maar die gasten stonden er ook al lang. Foldertjes van de D66 en PvdD. Een ontbijtkoek van de VVD. Maar dat was het. Geen GroenLinkser die mij met chocolade wilde vertellen dat ik Groen en Links ben. Geen PvdA’er die mij een roos met doornen gaf. Wat nou, een jachtterein. Wat nou, we rennen allemaal kilometers achter Lisa aan. Zie ik er nu ineens niet meer lief en makkelijk over te halen uit? Ben ik nu wel ineens te dom of te jong? Of vertelt mijn groene jas dat ik al lang een keuze heb gemaakt?

Hoe dan ook, ik ben blij met de sponzen, de ontbijtkoek was zalig en een beetje dom ben ik wel, want ik was vandaag mijn stempas vergeten en nadat ik het rode potlood had gehanteerd, kreeg ik mijn stembiljet niet meer netjes opgevouwen. En nu maar hopen dat deze trend waarin Centraal Station-zieltjeswinnaars mij niet meer als het centrum van het universum zien, zich lekker voortzet.

10 Comments

Filed under dit past echt nergens in

gastblog: het goede doel

Vorige keer schreef ik iets onaardigs over goededoelenwervers, maar echt – sommigen vragen erom. Lees de gastblog van Ellen maar.

Het was een saaie rotdag; het weer viel tegen en dus sleepte ik me voort door mijn huis want ik was ziek. Was de weersvoorspelling nou wel uitgekomen, dan had ik me tenminste nog door mijn tuin kunnen voortslepen. Weersvoorspellingen komen doorgaans altijd uit, alleen weet je nooit wanneer precies (ja de zon gaat schijnen, maar WANNEER, tja, dat weet je nooit en het gaat regenen, tja, maar WANNEER, nou die dag dus dat ik me thuis voortsleepte). Mijn enige dramatische lichtpuntje  moest de bezorging worden van een pakje. In dit pakje zou ik dan die ene modieuze outfit aantreffen,  die zou maken dat ik er in één klap fantastisch uit zou zien. Zelfs in geval van ziekte. En al helemaal bij slecht weer.  Na lang slepen is het goed rusten dus ik lag op de bank en hé wat hoorde ik daar?

Dring dring. Dat was mijn deurbel en ik sprong op want hèhè, daar kwam het dan eindelijk. Maar in plaats van de TNT-bezorger stond er een jonge man voor mijn deur. Je zou zeggen, op mijn leeftijd (bijna 50): count your blessings, maar nee, en het liefst had ik direct de deur weer dicht gegooid. Dat  deed ik dan ook weer niet, het had trouwens niet geholpen want volgens mij kon deze jongen sneller praten dan ik deuren dicht gooien. Hallo mevrouw, mag ik me even aan u voorstellen, mijn naam is Lionel en ……nee, zei ik, geen belangstelling. Nee? Hooglijk verbaasd. Nee, en ik ben ziek en ik wil dit niet. Nou mevrouw, maar deze mensen, die zijn nog veel zieker dan u!  Oh ja, oh ja, dacht ik (hier even goed opletten: ik DACHT het alleen maar hè, ik ZEI het dus niet) is dat zo? Ik was dan weliswaar op dat moment alleen geveld door een koutje, maar hadden zij soms ook al 17 jaar Parkinson, en twee verstandskiezen er uit? Nou?

Maar ik kon het niet meer zeggen, want hij liep al weg, een beetje mopperend. Na bijna 50 jaar EN twee verstandskiezen minder is het me dan toch gelukt: mijn blikken zijn nog net niet dodelijk, maar dat is slechts een kwestie van tijd en goed oefenen. Haha, ik werd er bijna blij van. Kreeg visioenen van bordjes op de deur: hier waak ik. Of: aanbellen op eigen risico. Moet ik wel even die TNT-meneer waarschuwen, anders krijg ik nooit meer mijn pakje.

Er volgde nog enige research want ik dacht: ik wil helemaal niet zo boos kijken. Is er misschien een “bel-niet-aan”-register. Of zo’n sticker op je deur,  zo van JA/NEE  of NEE/NEE : in geval JA/NEE wèl de lokale krantjes maar geen reclame in je brievenbus en in geval NEE/NEE – die kan je zelf bedenken. En verdraaid het bestaat nog ook! Ook hier met een variant JA/NEE. JA voor goede doelen en NEE voor de rest. Lionel met al zijn zieke mensen in zijn  kielzog zou dan nog steeds aanbellen.  En anders bestempelde hij ongetwijfeld zichzelf tot het goede doel.

Door Ellen

14 Comments

Filed under de ongemakken des levens, gastblog

goed doel, goed gevoel, stoel

Goededoelenwervers. Vroeger vond ik het ontzettend moeilijk om “nee” tegen die lui te zeggen. Niet dat ik ooit “ja” zei; ik bleef gewoon heel lang naar de grond kijken en “ik weet niet…” stamelen, om vervolgens, na heel lang moed te hebben verzameld, te zeggen dat ik me er tóch niet goed bij voelde.
Later begon ik ze steeds makkelijker af te wimpelen, zeker toen ik hoorde hoe weinig van het gedoneerde geld op de juiste plek terecht kwam. En als iemand mij toch met een slimme truc in gesprek lokte en me zo klem had dat ik even geen tegenargument meer wist, hoefde ik maar te denken: zou het goed voelen als ik nu een handtekening zet? Het antwoord was altijd “nee”. Dus zei ik nee.

Vandaag liep het echter anders. Vlak voor de bushalte vloog er een jongen op me af, die veel te vrolijk vroeg of ik hem ergens mee wilde helpen. Omdat hij geen klembord had (en omdat ik bang was onbeleefd te zijn) liet ik hem maar praten, voor het geval dat hij echt de weg wilde weten, of zo. Hij sprak zo luid en duidelijk dat ik het idee had ik in een tv-show met verborgen camera zat.

Hij vertelde over zijn organisatie, Hospitaalbroeders, die onder andere dorpen in Afrika leerde om waterputten te bouwen. Ik voelde ‘m al aankomen, dus ik deed een stap naar achteren en maakte wat rotopmerkingen (Jongen: “Ik was dus in Afrika…” Ik: “En toen werd je zeker ziek?”), maar de dingen die hij vertelde klonken best oké. Hij noemde het aantal dorpen waar ze geweest waren en vertelde over concrete toekomstplannen. Toen hij vroeg of ik wilde helpen, zei ik dat ik het niet zo vertrouwde. Daarop vertelde hij over hoe weinig personeel er in dienst was en dat ze geld bespaarden door niet te adverteren, en ratelde weer verder over het goede werk dat ze deden en hoeveel veranderingen ze teweeg hadden gebracht. Hij gooide er flink nog wat retorische trucs doorheen toen hij benadrukte  over hoe belangrijk het werk was (“Ik zie aan jouw gezicht dat jij dit ook vindt”) en over hoe belangrijk het was dat het werk werd voortgezet.

En het erge was? Ik geloofde hem. Voor de eerste keer in mijn leven voelde het beter om “ja” te zeggen dan om “nee” te zeggen.
Dus gaf ik mijn rekeningnummer.
(Hij zei: “Je moet ook echt op onze website kijken!” Ik antwoordde dat ik wel naar de website van Radar ging)

En nu behoor ik voor altijd tot die mensen die is gevallen voor de praatjes van een goededoelenwerver. Maar het voelt eigenlijk best goed.

27 Comments

Filed under dit past echt nergens in