Monthly Archives: February 2013

over punniken en de tuttigheidsbalans

Mijn moeder houdt van voetbal. Zodoende kan ik haar niet tuttig vinden, wat ze ook doet: al heeft ze een enorme schoenencollectie, gaat ze nooit naar buiten zonder make-up en is Memories haar favoriete tv-programma. Zelfs het feit dat ze vroeger babysokjes breide kan ik haar niet aanrekenen.

Als klein meisje vond ik dat van die babysokjes mateloos interessant. Ik wilde ook leren breien, zag het al helemaal voor me: ik zou leuke kleine sokjes maken voor alle pasgeborenen van Nederland, en truitjes voor mijn pop. Ik zou een sjaal toveren en een kussensloop. En alvast een beginnetje maken voor de sokkencollectie voor mijn eigen nageslacht, natuurlijk.

Maar goed, een kind van zes kan niet breien, zeker niet als ze zo onhandig is als ik. Dus ik kreeg een punniksetje, om de edele ambacht van het touw in de handen te krijgen. Vrouwelijke lezers (stiekem hoop ik ook mannelijke ik ben feminist duh) herinneren zich dat misschien nog wel, een houten ding met haakjes eraan, en dan moest je dunne draadjes om die haakjes wikkelen en dan kreeg je een dikke draad. Dat wordt ten minste beweerd – ik ben nooit verder gekomen dan een rare knoop tussen de haakjes. Al snel vergat ik mijn dromen over een leven als vlijtig breistertje van babysokjes en ging ik weer met lego spelen.

Dat hele gebrei heb ik overigens nooit meer geleerd. En dat is helemaal niet erg. Vooral niet als je bedenkt dat ik mijn moeders liefde voor voetbal ook niet geërfd heb en ik dus heel wat minder potjes kan breken op tuttengebied.

Ter illustratie een foto van Dionnes monsterpunnik, waar ik al trillende handen van krijg als ik ernaar kijk. Dionne is overigens ook geen tutje. Dit zeg ik niet alleen om te slijmen (een beetje wel natuurlijk) maar omdat ze heeft gebungeejumpt.

En nu ik toch lekker aan het disclaimen bent: jij, lieve lezende breier/naaier/punniker/etc van het heden, ik vind jou ook geen tutje, hoor – tenzij je verkleinwoorden net zo fanatiek gebruikt als ik in deze blog. Yay voor iedere vorm van creativiteit en ontspanning die niets met schermpjes te maken heeft. Maar als ik het je ooit in het openbaar zie doen vind ik je wel een beetje een hipster, en dat is minstens net zo erg.

23 Comments

Filed under vroegah

geestige goedgelovigheid

Nog niet zo lang geleden geloofde ik dat geesten best wel eens zouden kunnen bestaan. Hier was een gegronde reden voor: ik las in mijn tienerjaren heel veel meidenbladen, de ElleGirl en de Fancy en de CosmoGirl en zo, en daar stonden altijd verhalen in over rondzwervende zielen. ALTIJD. Naast de bladzijden over loverboys en bekentenissen als “Ik heb een schaamlipcorrectie gehad” en “Ik ben een nudist”, stond dan “Ik kan praten met de overleden kat van m’n tante” en dergelijke.

Deze belevenissen waren altijd heel verschillend van aard. Sommige mensen zagen op bepaalde plekken ineens gekke afdrukken op de muur of bleke meisjes aan hun bedrand, anderen kregen continu belangrijke boodschappen door, weer anderen werden gepest nadat ze zo onverstandig waren geweest glaasje te draaien. Dit werd immer met grote ernst gebracht. En zodoende dacht ik: misschien bestaan ze wel. Als er zoveel verhalen bekend zijn over mensen die die dingen zien, zal het toch wel niet verzonnen zijn? Toch? Net zoals loverboys en nudisten en schaamlipcorrecties. Die bestaan ook. Een wereld met geesten leek ineens de normaalste zaak ter wereld.

Maar met het verstrijken van de jaren en het te oud worden voor meidenbladen begon ik bijna te vergeten dat ik ooit in geesten had geloofd en inmiddels kon ik me haast niet meer voorstellen dat ik die Vet Heftige Verhalen ooit serieus nam, hoewel ik me af en toe nog wel afvroeg waar ze vandaan kwamen.
Tot ik een documentaire zag over een spookbar in Amerika. Honderd jaar geleden waren twee mensen op deze plek vermoord en de eigenaar van de bar was ervan overtuigd dat zij hier nog rondhingen. Hij hoorde regelmatig rare geluiden en meende zelfs een keer van de trap te zijn geduwd. Discovery Channel ging wel even onderzoeken hoe dat zat: met een koffer vol interessante apparaten onderzochten ze ieder hoekje en gaatje van het gebouw. Hun conclusie was dat de geluiden iets te maken hadden met tocht en balken (duh) en dat er sprake was van een vreemde luchtdruksituatie, waardoor er op sommige plaatsen te weinig zuurstof was en mensen bijna flauwvielen en dan het gevoel kregen dat ze werden geduwd.

Aha, dacht ik, vreemde natuurkundige omstandigheden, zo zat het dus ook bij al die mensen die hun verhalen aan de bladen vertelden (want ik ben dan ook wel weer zo dat ik weiger te geloven dat de verhalen totaaaal uit de duim gezogen waren). Paradoxaal genoeg werd ik direct weer bang een klein meisje met lang sluik haar en bloeddoorlopen ogen in mijn spiegel te zien. Mijn remedie: de Viva lezen. Lekker veel heftige verhalen, maar een wereld zonder geesten.

13 Comments

Filed under rare wereld

een cultuurshock van hier tot tokio, nee grapje

Zes dagen, drie steden en vijf colleges later vraagt iedereen me: “En? Ben je al gewend aan Nederland? Het is wel een cultuurshock, zeker?”
Mijn antwoord: ja, ik ben wel een beetje gewend maar nee, toch niet helemaal, en ja, het is een enorme cultuurshock hoor. In vele, vele opzichten:

– Ik denk de hele tijd de Eiffeltoren of Tour Montparnasse te zien. Serieus. Het eerste vooral in elektriciteitsmasten, het tweede in ieder gebouw dat boven een andere uittorent.
– Ook denk ik steeds maar dat iedereen een zwerver is. Vooral als mensen ergens stilstaan. Het is ZO raar dat ik als ik hier langs het Leger des Heils loop, ik minder zwervers zie dan als ik in Parijs naar de supermarkt ging.
– Ik kan goededoelenwervers niet meer stil krijgen met een simpel “Je ne suis pas Français”.
– Ik kan iedereen verstaan. Nu kon ik ook wel Franse gesprekken afluisteren, maar het vergde toch wel wat moeite. Dat was vooral fijn als ik wilde studeren. Er gaat nu wel wat van mijn productiviteit verloren door TMI-gesprekken van eerstejaars in de Oudemanhuispoort.
– Het is gezellig in mijn flat! Dat het gezellig kán zijn in een flat!
– De supermarkt verkoopt voorgesneden zakjes groente. (Heftig, heel heftig.)
– Het begrijpen van de collegestof kost heel wat minder moeite. Nog belangrijker: ik begrijp nu wat er van me verwacht wordt. Nooit verwacht dat zoiets zó relaxt zou zijn.
– Niemand wil Frans met me praten (oké, dit is een leugen, ik heb het nog niet gevraagd).

Met andere woorden: terug in Nederland zijn is zwaar, heel zwaar. Maar ik red me wel. Geloof ik.

24 Comments

Filed under studie in buitenland

goed doel, goed gevoel, stoel

Goededoelenwervers. Vroeger vond ik het ontzettend moeilijk om “nee” tegen die lui te zeggen. Niet dat ik ooit “ja” zei; ik bleef gewoon heel lang naar de grond kijken en “ik weet niet…” stamelen, om vervolgens, na heel lang moed te hebben verzameld, te zeggen dat ik me er tóch niet goed bij voelde.
Later begon ik ze steeds makkelijker af te wimpelen, zeker toen ik hoorde hoe weinig van het gedoneerde geld op de juiste plek terecht kwam. En als iemand mij toch met een slimme truc in gesprek lokte en me zo klem had dat ik even geen tegenargument meer wist, hoefde ik maar te denken: zou het goed voelen als ik nu een handtekening zet? Het antwoord was altijd “nee”. Dus zei ik nee.

Vandaag liep het echter anders. Vlak voor de bushalte vloog er een jongen op me af, die veel te vrolijk vroeg of ik hem ergens mee wilde helpen. Omdat hij geen klembord had (en omdat ik bang was onbeleefd te zijn) liet ik hem maar praten, voor het geval dat hij echt de weg wilde weten, of zo. Hij sprak zo luid en duidelijk dat ik het idee had ik in een tv-show met verborgen camera zat.

Hij vertelde over zijn organisatie, Hospitaalbroeders, die onder andere dorpen in Afrika leerde om waterputten te bouwen. Ik voelde ‘m al aankomen, dus ik deed een stap naar achteren en maakte wat rotopmerkingen (Jongen: “Ik was dus in Afrika…” Ik: “En toen werd je zeker ziek?”), maar de dingen die hij vertelde klonken best oké. Hij noemde het aantal dorpen waar ze geweest waren en vertelde over concrete toekomstplannen. Toen hij vroeg of ik wilde helpen, zei ik dat ik het niet zo vertrouwde. Daarop vertelde hij over hoe weinig personeel er in dienst was en dat ze geld bespaarden door niet te adverteren, en ratelde weer verder over het goede werk dat ze deden en hoeveel veranderingen ze teweeg hadden gebracht. Hij gooide er flink nog wat retorische trucs doorheen toen hij benadrukte  over hoe belangrijk het werk was (“Ik zie aan jouw gezicht dat jij dit ook vindt”) en over hoe belangrijk het was dat het werk werd voortgezet.

En het erge was? Ik geloofde hem. Voor de eerste keer in mijn leven voelde het beter om “ja” te zeggen dan om “nee” te zeggen.
Dus gaf ik mijn rekeningnummer.
(Hij zei: “Je moet ook echt op onze website kijken!” Ik antwoordde dat ik wel naar de website van Radar ging)

En nu behoor ik voor altijd tot die mensen die is gevallen voor de praatjes van een goededoelenwerver. Maar het voelt eigenlijk best goed.

27 Comments

Filed under dit past echt nergens in